Private Equity Introductie deel I – Evolutie van een beleggingscategorie
Private Equity Introductie deel I – Evolutie van een beleggingscategorie
6 februari 2020
Private equity is het beleggen in aandelen die niet op de beurs staan. Bedrijven waren er veel eerder dan effectenbeurzen. In dat opzicht bestaat private equity dus langer dan beleggen in beursgenoteerde aandelen. De eerste echte aandelenbeurs ter wereld is de beurs van Amsterdam. Hier werden aandelen van de VOC (opgericht 1602) en de WIC (opgericht 1621) verhandeld. Investeerders werkten ook voor de beurs al samen om bedrijven op te zetten. Dat is het onderdeel van private equity wat we tegenwoordig ‘venture capital’ noemen. Vooral wanneer het gaat om grote investeringen met hoge risico’s, is het verstandig om te spreiden en samen te werken.
De basis voor private equity in haar huidige vorm werd gelegd in 1958. De Amerikaanse overheid verstrekte met behulp van de Small Business Act leningen aan de private fondsen die na de Tweede Wereldoorlog waren ontstaan. Doel was om ervoor te zorgen dat er meer geld beschikbaar kwam voor startende bedrijven. Al snel ontstond bij deze private fondsen het idee om geld te lenen om bestaande beursgenoteerde bedrijven te kopen. De kosten van vreemd vermogen zijn normaal gesproken lager dan de kosten van eigen vermogen. Als er meer rendement wordt behaald op het totale vermogen dan de kosten van het vreemde vermogen is er sprake van een positief hefboomeffect (leverage).
In de grafiek zijn vier vereenvoudigde voorbeelden opgenomen van het hefboomeffect. In het eerste voorbeeld wordt een bedrijf op 100 gekocht en op 110 verkocht. Zonder leverage is dat een rendement van 10%. In het tweede voorbeeld wordt het bedrijf voor de helft gefinancierd met vreemd vermogen. Het rendement op de 50% eigen vermogen is dan 20% (= 60 / 50). In het derde voorbeeld is er sprake van 90% vreemd vermogen. Het rendement op de 10% eigen vermogen bij verkoop is dan 100% ( = 20 / 10). In het laatste voorbeeld slaagt men er in om het bedrijf met helft van de oorspronkelijke schuldenlast (oorspronkelijk 90, dus 45) te verkopen. De totale opbrengst is dan 155 (110 + 45) en het rendement 550% ( 55 / 10). Dit kan het effect zijn als de balans van een beursgenoteerd bedrijf niet is geoptimaliseerd. Op de beurs krijgt het bedrijf daarvoor geen extra hoge waardering, eerder een korting omdat dit ten koste gaat van de rentabiliteit op het eigen vermogen.
Het opkopen van een bestaand bedrijf met geleend geld wordt een leveraged buyout (LBO) genoemd. De eerste echte leveraged buyout was de koop van Orkin Exterminating door Kohlberg Kravis Roberts & Co in 1964. Al snel volgden er meer. De reeks werd onderbroken in de jaren zeventig van de vorige eeuw, toen het voor private equity fondsen lastiger werd om kapitaal aan te trekken. Dat was een direct gevolg van de hogere belasting op vermogenswinsten. Het gegeven dat pensioenfondsen toen nog niet in private equity mochten beleggen, hielp ook niet mee. Door de sterk gestegen rente in de jaren zeventig was het hefboomeffect al snel negatief.
In de jaren tachtig ging in de Verenigde Staten de belasting op kapitaalswinsten omlaag. Ook werd het pensioenfondsen toegestaan om in private equity te beleggen. Grote private equity-huizen als Bain Capital (1984), The Blackstone Group (1985) en The Carlyle Group (1987) zorgden voor een sterke groei van de markt voor private equity. De meeste beursgenoteerde bedrijven waren na de moeilijke jaren zeventig conservatief gefinancierd. Koersen noteerden al snel beneden de intrinsieke waarde, zeker als sprake was van een bedrijf dat uit meerdere onderdelen bestond. Deze bedrijven werden met geleend geld opgekocht en vaak in delen verkocht. Dit was de snelste manier om waarde te realiseren, maar zorgde er wel voor dat private equity een slechte naam kreeg. Dat werd versterkt door de gedurfde RJR Nabisco-acquisitie ter waarde van $31,4 miljard door KKR in 1988. Bryan Burrough en John Helyar schreven er een boek over met de aansprekende titel ‘Barbarians at the gate’. Lange tijd bleven buyouts het hardnekkige imago houden dat het barbaren waren die een goedlopend bedrijf kwamen leegroven. De meeste waarde bij buyout-bedrijven wordt niet bepaald door de selectie van de ondernemingen, maar door het verhogen van de winst. Dat kan door de balans te optimaliseren, maar ook door een efficiëntere bedrijfsvoering, het verkopen van niet-strategische onderdelen of verdere groei al dan niet door overnames. Pas als er sprake is van waardecreatie kan een investering met winst worden verkocht. Er zijn verschillende redenen waarom het beursgenoteerde bedrijven niet lukt om die waardecreatie te realiseren. Een te grote focus op de korte termijn of de beperkte invloed van aandeelhouders die vaak alleen oog hebben voor de korte termijn. De beurs kan overdrijven naar boven, maar ook naar beneden. Buyout-fondsen zijn vooral succesvol als ze bedrijven goedkoop kunnen kopen, zoals in de jaren tachtig en na het uiteenspatten van de dotcombubbel.
In de jaren negentig verschoof de aandacht wederom naar venture capital, vooral dankzij de eerdere successen met IT-bedrijven. Slechts een klein deel van zo’n bedrijf hoefde succesvol te zijn voor een superieur rendement. Bedrijven als FedEx, Apple, Cisco, Genentech, Microsoft en Avis zijn allemaal gestart dankzij venture capital-financieringen. Er waren wel LBO’s in de jaren negentig, maar veel minder dan in de jaren tachtig. Enkele zwaar gefinancierde buyouts waren begin jaren negentig failliet gegaan. Zelfs bij RJR Nabisco moesten de eigenaren bijstorten. Beursgenoteerde bedrijven begonnen zich te verdedigen tegen buyouts door gebruik te maken van beschermingsconstructies. Ook de problemen in de high yield-markt hebben, na het omvallen van Drexel Burnham Lambert en de Savings & Loans crisis begin jaren negentig, een rem gezet op LBO’s. Het dotcomkerkhof zorgde bij de start van het nieuwe millennium voor nieuwe kansen op LBO-gebied. De waardering van beursgenoteerde bedrijven was fors gedaald, evenals de financieringsrente om deze bedrijven op te kopen.
Private equity bereikte in de zomer van 2007 een piek. Eerder dat jaar werd TXU Corp, toen het grootste Amerikaanse nutsbedrijf, opgekocht door Blackstone en KKR voor $ 44,3 miljard, waarmee het record van RJR Nabisco werd overtroffen. Na de zomer van 2007 werd ook voor private equity de geldkraan dichtgedraaid. De start van de financiële crisis was hier de oorzaak van. De problemen werden niet veroorzaakt door de private equity-fondsen, maar ze kregen er wel als één van de eerste last van.
Na de crisis had de sector het als gevolg van slechter presterende ondernemingen en de beperkte toegang tot de kapitaalmarkten niet gemakkelijk. Private equity ging zich meer op ondernemen richten en minder op financial engineering. Verhoging van de omzet, een heldere bedrijfsstrategie, aandacht voor cultuur en talent en een formalisering van de exit-strategie zijn onderdelen die nu moeten zorgen voor waardecreatie.
De strategie kan echter van bedrijf tot bedrijf verschillen. Bij kleinere bedrijven ligt de focus veel meer op groei en bij grotere bedrijven al snel om kostenbesparingen en het optimaliseren van de balans. Tegelijkertijd heeft de crisis ervoor gezorgd dat private equity een volwassen beleggingscategorie is geworden. Door meer ervaring, regelgeving en transparantie kan private equity voor veel institutionele beleggers tegenwoordig onderdeel zijn van de beleggingsmix. Regelgeving (de Volcker Rule) zorgde tegelijkertijd voor minder concurrentie van banken.
Geholpen door goedkope leningen en de zoektocht naar rendement (search for yield) is private equity tegenwoordig populair. Met de groei van de private equity-markt nam ook de afhankelijkheid van de aandelenmarkt af. Voor elk private equity fonds is het ultieme doel om een deelneming met winst te verkopen. In het verleden werd een dergelijke exit gerealiseerd door een beursgang (initial public offering of IPO) of door een fusie of een overname door een ander bedrijf. Door de gestegen omvang van de markt en de verbeterde transparantie is er meer liquiditeit in private markten ontstaan met een levendige secundaire markt tot gevolg. Er zijn zelfs bedrijven die in private handen groot worden. Jonge bedrijven die op eigen kracht, in privaat bezit een waarde van 1 miljard dollar bereiken. Ze worden unicorns (eenhoorns) genoemd. Dit mythische dier staat symbool voor zeldzaamheid, voor iets unieks. Hoe uniek ook, het lijkt soms wel alsof we tegenwoordig worden omringd door eenhoorns, zo ver het oog reikt.
Er zijn nu meer dan 8.000 bedrijven wereldwijd waarin private equity-aandeelhouders een belang hebben. Dat is veel meer dan de 2.800 bedrijven in de MSCI Wereldindex en bijna net zoveel als de 9.000 bedrijven in de MSCI IMI Wereldindex waarin ook small-caps worden meegenomen.
Private equity is de pioniersfase ontgroeid en is nu een volwaardig alternatief voor beursgenoteerde aandelen.
In de media worden er vaak kanttekeningen geplaatst bij de hoeveelheid geld die bij private equity aan de zijlijn staat en nog niet is geïnvesteerd (dry powder). De groei zegt meer iets over de groei van de totale private equity markt dan dat er geen bestemming voor dit geld gevonden kan worden. In totaal gaat het momenteel om 2 biljoen dollar, naast allocaties naar buyout en venture capital zit daar ook vastgoed, infrastructuur en direct lending tussen. Het is meer een teken van het volwassen worden van de markt dan iets anders.
Als percentage van de totale marktkapitalisatie van de aandelenmarkt is de hoeveelheid dry powder nauwelijks gestegen en als percentage van het totaal belegd vermogen in private equity zelfs fors gedaald. Dat komt ook omdat het belegd vermogen in private equity tussen 2002 en 2017 is verzevenvoudigd.
Han Dieperink
Het artikel is geschreven door Han Dieperink, beleggingsspecialist, voormalig Chief Investment Officer van de Rabobank, schrijver van het boek ‘Beleggen op het kantelpunt’ en Senior Advisor van BB Capital.
Meer weten over investeren in private equity via BB Capital Fund Investments?
Meer artikelen
Enorme groei private credit is vooral reden tot ongerustheid bij traditionele banken
De markten voor private credit groeien hard. Toezichthouders, zoals het Internationaal Monetair Fonds (IMF), maken zich zorgen. Onze Senior Advisor Han Dieperink legt uit dat dit eigenlijk vooral geldt voor traditionele banken.
Spreiding in de private equity portefeuille: het belang van vintage jaren
Private equity is uitgegroeid tot een vast onderdeel van een goed gespreide beleggingsportefeuille. Door te spreiden kun je het risico van beleggen verlagen, zonder dat dit ten koste gaat van het rendement.
De voordelen van vermogensoverdracht via Private Equity
Private equity biedt interessante mogelijkheden voor vermogensoverdracht. Dat staat lang niet bij iedereen even duidelijk op de radar.